Michiel Jurrjens
Apeldoorn heeft in 2013 bijna 140.000 inwoners. De hele gemeente telt er zo’n 160.000[1]. Daarmee heeft Apeldoorn meer inwoners dan steden als Leiden, Den Bosch en Maastricht. Toch heb ik nog nooit een jongere horen zeggen dat hij of zij blij is dat hij er woont. Onderweg naar het enige lichtpuntje in mijn dorp, de trein naar het westen, wordt me iedere rit duidelijk waarom.
Apeldoorn heeft in 2013 bijna 140.000 inwoners. De hele gemeente telt er zo’n 160.000[1]. Daarmee heeft Apeldoorn meer inwoners dan steden als Leiden, Den Bosch en Maastricht. Toch heb ik nog nooit een jongere horen zeggen dat hij of zij blij is dat hij er woont. Onderweg naar het enige lichtpuntje in mijn dorp, de trein naar het westen, wordt me iedere rit duidelijk waarom.
Het begint meteen als ik op de fiets stap voor het eerste
stuk. De buurt waarin ik woon is grijs. Niet alleen het straatbeeld, maar ook
de mensen. Apeldoorn is als een kuuroord voor ouderen. Overal zijn ze in de
meerderheid. In de supermarkt, op de weg en als ik mijn fiets bijna de struiken
in stuur omdat ze hun hond niet in bedwang kunnen houden.
Na 5 minuten rijd ik door de volgende buurt. Opnieuw moet ik
vol op de rem. Een zwangere, shagrokende vrouw van begin 20 heeft haar andere
twee kinderen even uit het oog verloren. De kinderen, compleet met stekeltjes
zoals hun vader ze ook heeft, voetballen op straat onder luid kabaal. Ze hebben
nog niet geleerd dat je daar fietsers en automobilisten tegen kunt komen.
Verderop bij een basisschool gebeurt hetzelfde, maar dan met 5 rokende moeders
en nog meer kinderen met stekeltjes.
Terwijl ik me zo min mogelijk probeer te ergeren, kijk ik
naar de huizen die ik passeer. Alles is gebouwd na 1980. Mooie oude gebouwen
kom ik niet tegen. De panden hebben geen historische waarde en geen verhaal.
Voor cultureel erfgoed moet je in Apeldoorn heel goed zoeken. De stad waar ik geboren
en getogen ben is pas gaan groeien aan het einde van de 18e eeuw,
toen Apeldoorn werd aangesloten op het landelijk spoorwegnet. Voor die tijd
stelde Apeldoorn evenveel voor als een groot aantal gehuchten waar niemand ooit
van gehoord heeft.
Ik beland aan de rand van het centrum. Althans, wat op de
kaart het centrum is. De binnenstad is namelijk net zo grijs en uitgestorven
als de wijken daarbuiten. De mensen die ik tegenkom kijken chagrijnig. Ze
worden van Apeldoorn even blij als ik, zo lijkt het. Voor ik de tijd heb om me
daarover op te winden, moet ik mijn fiets weer stilzetten. 3 scholieren hebben
de schappen met energydrink en chips leeggehaald bij de C1000. Terwijl ze hun
buit verslinden fietsen ze met z’n drieën naast elkaar op de verkeerde kant van
de weg.
Ik zucht en vervolg mijn route naar mijn uitweg. Op het
station aangekomen kan ik mijn fiets niet kwijt. Na een zoektocht van 10
minuten naar een fietsenrek loop ik de stationshal in. Incheckpaaltje één wordt
bezet door een bejaard stel dat niet snapt hoe hun OV-chipkaart werkt. Het
volgende paaltje kan ik ook niet gebruiken omdat er een zwangere tienermoeder
met shagwalm voor staat. Het laatste paaltje wordt geblokkeerd door een paar
scholieren met energydrink en chips van de C1000.
Door mijn dorpsgenoten mis ik mijn trein. Nog een half uur
in Apeldoorn.